21263 |
motor |
moter:
motər (L164p Gennep)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
knazenpis:
(scherts).
knaozepis (L164p Gennep),
motregen:
è = lange e
motrègen (L164p Gennep),
muggenpis:
muggepis (L164p Gennep),
siemelregen:
siemelrèègen (L164p Gennep),
smiezel:
smie(.)zel (L164p Gennep)
|
druilregen || klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || motregen, fijne regen || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
motregenen:
’motrɛ.xənə, üt ’motrɛ.xənt (L164p Gennep),
è = lange e
het motrègent (L164p Gennep),
sijpelen:
siepele (L164p Gennep),
smiezelen:
smie.zele (L164p Gennep)
|
aanhoudend zacht regenen || miezelen, motregenen || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
25664 |
mout |
malt:
mālt (L164p Gennep)
|
Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.]
II-2
|
18264 |
mouw |
mouw:
mouw (L164p Gennep),
mow (L164p Gennep)
|
mouw [SGV (1914)]
III-1-3
|
18325 |
mouwschort |
mouwenschortel:
mouwe-schortel (L164p Gennep)
|
zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
24356 |
mug |
mug:
moek (L164p Gennep),
vriendje:
vriendje (L164p Gennep)
|
mug
III-4-2
|
20598 |
muik |
muik:
moͅi̯ək (L164p Gennep),
zie vraag 5; mòike = een holte in het hooi maken waar de appel in gedaan wordt
mòik (L164p Gennep)
|
Kent u een woord voor een geheime bergplaats voor onrijp fruit? Vroeger legden de kinderen vruchten, vooral appels, die ze onrijp geplukt hadden, op een verborgen plekje in het hooi of stro om zacht te worden. Voorbeelden met woorden voor deze bergplaats [DC 31 (1959)] || voorraad appels of peren die in het hooi ligt te rijpen
III-2-3
|
26147 |
muilband |
ijzeren band:
īzǝrǝn bānt (L164p Gennep)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|