e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
noodklok brandklok: braandklok (Gennep) De noodklok, brandklok, alarmklok. [N 96A (1989)] III-3-3
noot noot: nōt (Gennep), nøͅt (Gennep), nōt (Gennep) Het blokje hout dat het bovenste uiteinde van het staakijzer in het spilgat van de ijzerbalk op zijn plaats houdt. Bij het loskoppelen van het staakijzer wordt de noot weggenomen. Zie ook afb. 61. [N O, 14k; N O, 14j] || noot II-3, III-2-3
nootmuskaat nootmuskaat: nōt˂bəsxōͅt (Gennep) nootmuskaat III-2-3
nors nors: nŏrsch (Gennep), stuurs: stuurs (Gennep), zuur: zōēr (Gennep) norsch (barsch) [SGV (1914)] || onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)] III-3-1
noten afslaan afslaan: WLD  àfslaon (Gennep) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] III-2-3
notendop boest: WNT sv boest  bŏĕst (Gennep) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] I-7
notulen notulen: nootŭŭlə (Gennep) het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)] III-3-1
obstakel ongemak: óngemak (Gennep) iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)] III-1-4
ochtend (vanmorgen de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]: smèèregəs (Gennep), ochtend: lang uitgesproken  mĕn (Gennep), mĕrge (Gennep) s morgens) [N 91 (1982)], [SGV (1914)] III-4-4
oever kant: kànt (Gennep), kàànt (Gennep), oever: oever (Gennep), talud: klemtoon op u helling van een dijk  talu (Gennep) oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)] || oeverhelling [SGV (1914)] III-4-4