e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
openbare weg grote weg: grootə wég (Gennep) een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)] III-3-1
openbreken losbreken: losbreken (Gennep) De molenstenen van hun plaats nemen als ze gescherpt moeten worden. Daartoe moet de molenaar de kuip met alle toebehoren rondom de stenen verwijderen. Vervolgens licht hij de loper uit het staakijzer en legt hem omgekeerd naast de ligger, zodat het maalvlak van de loper en ligger bewerkt kan worden. De meeste in dit lemma opgenomen termen veronderstellen de (molen)stenen of de molen als object. [N O, 33g; Vds 199; Jan 178; Coe 160; Grof 194] II-3
opgebaard zijn op het lijkstrooi liggen: hij lit óp ’t liekstroj (Gennep) hij ligt opgebaard III-2-2
opgewarmde koffie opschutsel: Syst. Eijkman  opsxøtsəl (Gennep) Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)] III-2-3
opgroeiend jong kipje pul: pøl (Gennep), pulletje: pølǝkǝ (Gennep) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
ophitsen ophitsen: óphitsə (Gennep) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4
ophouden met het werk ophouden: ŏŏphaalde (Gennep), uitscheiden: ŭŭtschei-jə (Gennep) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] || ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opleppen opleppen: oplɛpǝ (Gennep) Een big met koemelk grootbrengen. [N 19, 16; N 19, 15; monogr.] I-12
opletten in de gaten houden: ien de gaatə hààldə (Gennep), oppassen: óppàssə (Gennep) aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] || oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
opmaken opmaken: gɛ.lt op tə ma.kə (Gennep), op tə makə (Gennep) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1