21150 |
openbare weg |
grote weg:
grootə wég (L164p Gennep)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26546 |
openbreken |
losbreken:
losbreken (L164p Gennep)
|
De molenstenen van hun plaats nemen als ze gescherpt moeten worden. Daartoe moet de molenaar de kuip met alle toebehoren rondom de stenen verwijderen. Vervolgens licht hij de loper uit het staakijzer en legt hem omgekeerd naast de ligger, zodat het maalvlak van de loper en ligger bewerkt kan worden. De meeste in dit lemma opgenomen termen veronderstellen de (molen)stenen of de molen als object. [N O, 33g; Vds 199; Jan 178; Coe 160; Grof 194]
II-3
|
20439 |
opgebaard zijn |
op het lijkstrooi liggen:
hij lit óp ’t liekstroj (L164p Gennep)
|
hij ligt opgebaard
III-2-2
|
20717 |
opgewarmde koffie |
opschutsel:
Syst. Eijkman
opsxøtsəl (L164p Gennep)
|
Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34480 |
opgroeiend jong kipje |
pul:
pøl (L164p Gennep),
pulletje:
pølǝkǝ (L164p Gennep)
|
Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c]
I-12
|
19293 |
ophitsen |
ophitsen:
óphitsə (L164p Gennep)
|
een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19255 |
ophouden met het werk |
ophouden:
ŏŏphaalde (L164p Gennep),
uitscheiden:
ŭŭtschei-jə (L164p Gennep)
|
ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] || ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34356 |
opleppen |
opleppen:
oplɛpǝ (L164p Gennep)
|
Een big met koemelk grootbrengen. [N 19, 16; N 19, 15; monogr.]
I-12
|
18811 |
opletten |
in de gaten houden:
ien de gaatə hààldə (L164p Gennep),
oppassen:
óppàssə (L164p Gennep)
|
aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] || oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21275 |
opmaken |
opmaken:
gɛ.lt op tə ma.kə (L164p Gennep),
op tə makə (L164p Gennep)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|