26145 |
borstbouten |
keerbalken:
kērbalǝkǝ (L164p Gennep),
keerhouten:
kērhǫwtǝ (L164p Gennep)
|
De ijzeren bouten of houten voorwerpen waarmee de roe-einden aan de borst zijn bevestigd. Zie ook afb. 36. [N O, 1j]
II-3
|
19497 |
borstel |
borstel:
borsel (L164p Gennep, ...
L164p Gennep),
boͅrsəl (L164p Gennep),
kwast:
kwast (L164p Gennep),
schrobber:
schrubber (L164p Gennep)
|
borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
17578 |
borstelig haar |
pinhaar:
pinhöör (L164p Gennep)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
borst (L164p Gennep),
bórst (L164p Gennep),
borstkas:
bórstkàs (L164p Gennep)
|
borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
33988 |
borstnet |
borstnet:
bǫrstnęt (L164p Gennep)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
33969 |
borstriem |
buikband:
byk˱bānt (L164p Gennep),
paardszeel:
paardszeel (L164p Gennep),
zeel:
zeel (L164p Gennep)
|
Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52]
I-10
|
18400 |
borstrok |
hemdrok:
hémdrok (L164p Gennep)
|
borstrok
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
toespeld:
toespél (L164p Gennep)
|
sluitspeld
III-1-3
|
18082 |
borstvliesontsteking |
pleuris:
pleuris (L164p Gennep)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33713 |
bos |
bos:
bos (L164p Gennep)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|