e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

Gevonden: 4879
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaipin van een zware deur of poort spoor: (mv)  spōrǝ (Gennep) Aan de onderkant (soms ook bovenkant) draait een zware deur of poort op een ijzeren pin die een deel van het gewicht opvangt en voorkomt dat de deur scheef komt te hangen. De benamingen voor deze zware draaipin hangen soms samen met die voor de scharnierpinnen aan de zijkant van de deuren; zie daarvoor de aflevering over de huizenbouw, deel II, afl. 9. Voor het type turen, vergelijk Rhein.Wb s.v. Turen. Achter in het lemma zijn enkele benamingen apart opgenomen voor de holte (vaak een steen) waar de pin in draait. [N 4A, 50; monogr.] I-6
draaischijf schijf: sxī̄f (Gennep), schopschijf: sxopsxī̄f (Gennep), trapschijf: trapsxī̄f (Gennep) Het toestel waarop de draaier zijn produkten vormt. Men onderscheidt een toestel waarbij aan de onderzijde van de verticale as een vliegwiel is gemonteerd dat met behulp van de voeten in beweging wordt gebracht, de zogenaamde trapschijf, en een toestel dat met behulp van een lange houten boom en een soort krukas door een helper wordt aangedreven, de zogenaamde trekschijf. Zie ook afb. 3 en 4. [N 49, 24a; N 49, 24b; N 49, 24c; monogr.] II-8
dracht, drachtig zijn ww. is drachtig: WLD  drachtig (Gennep) Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)] III-4-2
drachtig dragend: drāgǝnt (Gennep) [N 3A, 33] I-11
draden of randen van peulvruchten ringen/randen: reng (Gennep), renge (Gennep) [N Q (1966)] [N Q (1966)] I-7
dragen dragen: dragen (Gennep) dragen [DC 02 (1932)] III-1-2
dragen, gezegd van ijs houden: hààlde (Gennep), ⁄t héélt (Gennep) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4
drager van een doodskist drager: bijv. van doodskist  draager (Gennep), bijv. van doodskist zie draager  drèèger (Gennep) drager III-2-2
dragon dragon: WLD  dragon (Gennep, ... ) Dragon; een overblijvende plant met smalle gaafrandige bladeren en 3 mm grote bloemhoofdjes waarvan de jonge bladeren dienen als specerij in sla en bij het inmaken van augurken, zilveruitjes, etc. (drakewortel, kloppenkruid, stragoen). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
drank drank: drāŋk (Gennep), dràànk (Gennep), drinken: drinken (Gennep), drinkens: drēŋkəs (Gennep), zatsel: zatsəl (Gennep) drank || drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] || een voldoende hoeveelheid drank om dronken te worden III-2-3