33445 |
draaipin van een zware deur of poort |
spoor:
(mv)
spōrǝ (L164p Gennep)
|
Aan de onderkant (soms ook bovenkant) draait een zware deur of poort op een ijzeren pin die een deel van het gewicht opvangt en voorkomt dat de deur scheef komt te hangen. De benamingen voor deze zware draaipin hangen soms samen met die voor de scharnierpinnen aan de zijkant van de deuren; zie daarvoor de aflevering over de huizenbouw, deel II, afl. 9. Voor het type turen, vergelijk Rhein.Wb s.v. Turen. Achter in het lemma zijn enkele benamingen apart opgenomen voor de holte (vaak een steen) waar de pin in draait. [N 4A, 50; monogr.]
I-6
|
27158 |
draaischijf |
schijf:
sxī̄f (L164p Gennep),
schopschijf:
sxopsxī̄f (L164p Gennep),
trapschijf:
trapsxī̄f (L164p Gennep)
|
Het toestel waarop de draaier zijn produkten vormt. Men onderscheidt een toestel waarbij aan de onderzijde van de verticale as een vliegwiel is gemonteerd dat met behulp van de voeten in beweging wordt gebracht, de zogenaamde trapschijf, en een toestel dat met behulp van een lange houten boom en een soort krukas door een helper wordt aangedreven, de zogenaamde trekschijf. Zie ook afb. 3 en 4. [N 49, 24a; N 49, 24b; N 49, 24c; monogr.]
II-8
|
24311 |
dracht, drachtig zijn |
ww. is drachtig:
WLD
drachtig (L164p Gennep)
|
Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34160 |
drachtig |
dragend:
drāgǝnt (L164p Gennep)
|
[N 3A, 33]
I-11
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reng (L164p Gennep),
renge (L164p Gennep)
|
[N Q (1966)] [N Q (1966)]
I-7
|
17806 |
dragen |
dragen:
dragen (L164p Gennep)
|
dragen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
25127 |
dragen, gezegd van ijs |
houden:
hààlde (L164p Gennep),
⁄t héélt (L164p Gennep)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20233 |
drager van een doodskist |
drager:
bijv. van doodskist
draager (L164p Gennep),
bijv. van doodskist zie draager
drèèger (L164p Gennep)
|
drager
III-2-2
|
20663 |
dragon |
dragon:
WLD
dragon (L164p Gennep, ...
L164p Gennep)
|
Dragon; een overblijvende plant met smalle gaafrandige bladeren en 3 mm grote bloemhoofdjes waarvan de jonge bladeren dienen als specerij in sla en bij het inmaken van augurken, zilveruitjes, etc. (drakewortel, kloppenkruid, stragoen). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
20500 |
drank |
drank:
drāŋk (L164p Gennep),
dràànk (L164p Gennep),
drinken:
drinken (L164p Gennep),
drinkens:
drēŋkəs (L164p Gennep),
zatsel:
zatsəl (L164p Gennep)
|
drank || drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] || een voldoende hoeveelheid drank om dronken te worden
III-2-3
|