e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

Gevonden: 4879
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duizelig dol: dol (Gennep), dòl (Gennep), duizelig: duuzelig (Gennep), duzelig (Gennep), dūūzelig (Gennep), dŭŭzelig (Gennep) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [SGV (1914)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
dulden uitstaan: ŭŭtstoan (Gennep) iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)] III-3-1
dun sneetje brood flapje: Syst. Eijkman  flɛpkə (Gennep), schervel: sxirvəl (Gennep), Syst. Eijkman  sxīrvəl (Gennep) schijfje, plakje || Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)] III-2-3
dunne melk blauwe romen: blǫu̯wǝ rōmǝ (Gennep) Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74] I-11
durfal waaghals: waoghààls (Gennep) iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)] III-1-4
durven durven: dörve (Gennep) durven [SGV (1914)] III-1-4
dutje dutje: dutjə (Gennep), slaapje: slopkə dōēn (Gennep), slöpkə (Gennep) Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
duur duur: duur (Gennep), dūūr (Gennep) duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)] || veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)] III-3-1
duwen duwen: douwe (Gennep), dòuwə (Gennep) duwen [RND], [SGV (1914)] III-1-2
duwer van de aanaardhandploeg stuurboom: styrbǫm (Gennep) Zie de toelichting bij het lemma Aanaardhandploeg. [N 18, 46c] I-5