e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genoelselderen

Overzicht

Gevonden: 593
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kweepeer kweepeer: keepêr (Genoelselderen) [ZND 29 (1938)] I-7
kwispelstaarten met zijn staart houwen: met zĕnne stat howe (Genoelselderen) kwispelstaarten [ZND 29 (1938)] III-2-1
laag grond couche (fr.): koes (Genoelselderen), Opm. meer in de betekenis van een laag verf.  koeš (Genoelselderen), laaf: luəf (Genoelselderen) laag (znw.) [ZND 29 (1938)] III-4-4
lage kachel voor de ketel met was of veevoer potstoof: pǫtstu̯ǫǝf (Genoelselderen) De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.] I-6
lam lam: loem (Genoelselderen), lammetje: lɛmkǝ (Genoelselderen), schaapje: šøpkǝ (Genoelselderen) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || ze is lam [ZND 29 (1938)] I-12, III-1-2
lammeren lammen: lamǝ (Genoelselderen) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lamp lamp: lāmp (Genoelselderen, ... ) lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-2-1
land land: laand (Genoelselderen) land [ZND 29 (1938)] III-3-1
lange broek lange broek: langbroek (Genoelselderen), ən laŋ bruk (Genoelselderen) lange broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] III-1-3
laten laten: lette (Genoelselderen) laten [ZND 25 (1937)] III-1-2