32980 |
tarwe |
tarwe:
tɛrǝf (Q173p Genoelselderen)
|
Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
21540 |
tien centiem |
vijf cent:
vaaifcent (Q173p Genoelselderen)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 10 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
22230 |
tijdverdrijf |
tijdverdrijf:
taaidverdraaf (Q173p Genoelselderen)
|
Duivenhouden is een ... (iets dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)]
III-3-2
|
24255 |
tochtig |
redig:
rīx (Q173p Genoelselderen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
17620 |
tong |
tong:
z`n tŏŏng es ungeloaje (Q173p Genoelselderen)
|
Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)]
III-1-1
|
19292 |
treiteren |
pijnigen:
iemĕt paaineenge (Q173p Genoelselderen),
iemĕt paanige (Q173p Genoelselderen),
plagen:
iemĕt plwogge (Q173p Genoelselderen)
|
Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)]
III-1-4
|
22743 |
trekharmonica |
harmonica:
ermônəka (Q173p Genoelselderen),
hermonika (Q173p Genoelselderen)
|
Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
34198 |
trommelzucht |
opgelopen (volt. deelw.):
ǫpgǝlōǝpǝ (Q173p Genoelselderen)
|
Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.]
I-11
|
33595 |
tros vruchten |
koppel:
koĕbel (Q173p Genoelselderen)
|
tros [ZND 32 (1939)]
I-7
|
19317 |
trots |
groots:
greuts (Q173p Genoelselderen),
grøts (Q173p Genoelselderen)
|
groots [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|