e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genoelselderen

Overzicht

Gevonden: 593
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vijf centiem knabje: knepke (Genoelselderen) Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)] III-3-1
vijfentwintig centiem kwartje: eî kwarteke (Genoelselderen) Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)] III-3-1
vinger vinger: vengər (Genoelselderen) Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] III-1-1
vishengel vislijn: veslāin (Genoelselderen), véslijn (Genoelselderen) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] III-3-2
vlaai met deegdeksel taartenpom: oa als fr. dans  toatepoem (Genoelselderen) een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)] III-2-3
vlaams vlaams: Flams (Genoelselderen) vlaams [ZND 23 (1937)] III-3-1
vlas hagen hagen: hǭgǝ (Genoelselderen), op hagen zetten: ǫp hǭgǝ zɛtǝ (Genoelselderen) Het op rijen zetten van vlas. In de twee Leuvense vragenlijsten is gevraagd naar het "hagen" van vlas of stenen (voor dit laatste zie aflevering II.8, lemma Hagen); wanneer is aangegeven dat de opgave op stenen betrekking heeft, is deze hier weggelaten. [L 1, a-m; L 26, 10] I-5
vleier kontenkruiper: koontekrauwper (Genoelselderen), mouwstrijker: hət es ənə māustraikər (Genoelselderen), mauwstraaiker (Genoelselderen), mouwveger: mauwvêger (Genoelselderen) een bloksleper (vleier) of andere woorden voor vleier, mouwveger enz. [ZND 32 (1939)] || Hij kan flikflooien (laag vleien, mouwstrijken, enz.). [ZND 23 (1937)] III-3-1
vleugels in de wanmolen vleugels: vlyø.gǝls (Genoelselderen) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
voederbieten voerkroten: vȳǝrkrōtǝ (Genoelselderen) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5