34658 |
instapgreep |
handvat:
(mv)
hant˲vatǝn (L360a Gerdingen)
|
Elk van de ijzeren greep naast de deur van het rijtuig, die het instappen vergemakkelijken. [N 101, 19]
I-13
|
18259 |
jak |
jak:
jak (L360a Gerdingen),
jakje:
jekske (L360a Gerdingen)
|
jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
ook materiaal znd 27, 44
jeloersch (L360a Gerdingen)
|
jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21146 |
janplezier |
janplezier:
janplǝzēr (L360a Gerdingen),
jean-plezier:
žaŋplǝzēr (L360a Gerdingen)
|
Vierwielig rijtuig met zes tot acht banken voor een groot gezelschap. De koetsier heeft een aparte bok [N 17, 5; N 101, 12; N G, 51]
I-13
|
18086 |
jicht |
jicht:
jeXt (L360a Gerdingen)
|
jicht [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
20196 |
jong (bijv.nw.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jonk (L360a Gerdingen)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)]
III-2-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jonk (L360a Gerdingen)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
joŋk (L360a Gerdingen)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]
I-11
|
21335 |
jood |
jood:
n joed, 2 joeden (L360a Gerdingen, ...
L360a Gerdingen)
|
Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
j in ja
’n judas (L360a Gerdingen)
|
Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|