19243 |
pauzeren |
rusten:
röste (Q018p Geulle),
wachten:
wachte (Q018p Geulle)
|
heel even ophouden met werken [tukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20414 |
peetoom |
peteren:
pēͅtərə (Q018p Geulle, ...
Q018p Geulle),
peͅi̯tərə (Q018p Geulle, ...
Q018p Geulle)
|
peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
paat:
pāt (Q018p Geulle, ...
Q018p Geulle,
Q018p Geulle,
Q018p Geulle)
|
meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20812 |
pekel |
pekel:
pēkǝl (Q018p Geulle)
|
De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.]
II-1
|
25454 |
pekelkuip |
vleestijn:
vlęjštin (Q018p Geulle)
|
De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.]
II-1
|
32046 |
pen-en-gatverbinding |
pen-en-gatverbinding:
pɛn ɛn gāt˲vǝrbęjeŋ (Q018p Geulle)
|
Houtverbinding waarbij een pen aan het uiteinde van het ene stuk hout wordt gestoken in een overeenkomstig gat in het uiteinde van het andere. De pen wordt gevormd door een deel van de zijvlakken aan het eind van één van de stukken hout weg te zagen. In het andere deel wordt met behulp van een beitel een gat gehakt. Zie ook afb. 138. Men onderscheidt de open en de gesloten pen-en-gatverbinding. Bij de open pen-en-gatverbinding is de borst van de pen op de buitenhoek zichtbaar. Soms steekt de pen ook door het gat naar buiten. Bij de gesloten pen-en-gatverbinding is de pen niet zichtbaar op de buitenhoek. [N 54, 50; N 54, 58a; monogr.]
II-12
|
32025 |
pennenmachine, pennenbank |
pennenbank:
pɛnǝbaŋk (Q018p Geulle)
|
Werktuig waarop de pennen voor een pen-en-gatverbinding machinaal worden gemaakt. Zie ook afb. 127 en het lemma ɛpen-en-gatverbindingɛ.' [N 53, 231a]
II-12
|
34103 |
pens |
pens:
pɛns (Q018p Geulle)
|
De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15]
I-11
|
20842 |
peper |
peper:
pèper (Q018p Geulle),
pêper (Q018p Geulle)
|
peper [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
17911 |
persen |
persen:
persen (Q018p Geulle)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11
|