e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slachtrijp vaardig: vērdex (Geulle) Vet genoeg om geslacht te worden, gezegd van het mestkalf. [N 3A, 78] I-11
slachtverlies koud gewicht: kǭt gǝwex (Geulle) Het gewicht dat ten gevolge van het slachten verloren gaat. [N 28, 97] II-1
slag slag: sjlaag (Geulle) Slag, klap: een slaande beweging met het doel om te treffen (gleer, smijt, klets, wiks, batter, bats, veeg, ketter, maai). [N 84 (1981)] III-1-2
slaglat slaglat: slāxlat (Geulle) Boven op de stijl van de vleugel wordt soms een deklat gespijkerd. Met behulp van deze lat wordt de naad tussen beide vleugels afgedekt en verkrijgt men een betere afsluiting tegen de wind. [N 55, 45b] II-9
slagschei slagschei: slāxšęi̯ (Geulle) De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d] I-13
slang slang: sjlang (Geulle) Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] III-4-2
slangboor slangenboor: slaŋǝbōr (Geulle) Een boorijzer voor hout dat uitloopt op een scherpe centerpunt met daaromheen twee voorsnijders en eventueel twee gutsjes. De schacht is voorzien van een enkele of een dubbele spiraal die niet snijdt, maar dient om het boorsel uit het boorgat te verwijderen. Met dit boorijzer kan men zeer nauwkeurig boren. Zie ook afb. 74a. [N 53, 165; N G, 31b; monogr.] II-12
slank fijn: fién (Geulle) Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)] III-1-1
slappe vilten hoed loesjhoed: losjhood (Geulle) hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] III-1-3
slecht dragend ijs brokkelijs: brokkel ies (Geulle), dun ijs: dun ies (Geulle), slecht ijs: sjlech ies (Geulle) slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4