24981 |
borrelen (van water) |
bobbelen:
bobbele (Q018p Geulle),
borrelen:
borrele (Q018p Geulle),
borrelle (Q018p Geulle),
kwellen:
kwélle (Q018p Geulle),
pruttelen:
pruttele (Q018p Geulle),
wellen:
welle (Q018p Geulle)
|
bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19563 |
borrelglaasje |
drupje:
drupke (Q018p Geulle)
|
jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19497 |
borstel |
bezempje:
bessemke (Q018p Geulle, ...
Q018p Geulle),
schrobborstel:
sjrobbeustel (Q018p Geulle),
schuurborstel:
schoorbeustel (Q018p Geulle)
|
borstel [DC 15 (1947)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
boorsj (Q018p Geulle)
|
Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18400 |
borstrok |
borstrok:
borsrok (Q018p Geulle),
stoep:
stup (Q018p Geulle)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33968 |
borsttuig |
borsthaam:
borsthaam (Q018p Geulle)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleuris (Q018p Geulle)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29975 |
borstwering |
leuning:
lø̄neŋ (Q018p Geulle)
|
Leuning in de vorm van een plank die op ongeveer 1 meter hoogte boven de steigervloer aan de binnenkant van de staanders wordt bevestigd. Zie ook afb. 18. [N 32, 3f; monogr.]
II-9
|
33516 |
bos groente |
bussel:
bössel (Q018p Geulle)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
I-7
|
24669 |
bosanemoon |
anemoon:
annemoon (Q018p Geulle),
bosanemoon:
bosjannemoon (Q018p Geulle)
|
Bosanemoon (anemone nemorosa). Een 5 tot 25 cm hoge plant met lange kruipende wortelstok; de gewone bladeren zijn handvormig gedeeld, langgesteeld, aan de stengel 3 handvormig samengestelde, langgesteelde omwindselbladeren in een krans; de bloemen groeien [N 92 (1982)]
III-4-3
|