19167 |
deugniet |
balorige, een -:
balloorige (Q018p Geulle),
batraaf:
batterraaf (Q018p Geulle),
deugeniet:
deugeneet (Q018p Geulle, ...
Q018p Geulle)
|
deugniet [DC 11 (1942)] || een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)] || een ondeugende jongen die allerlei streken uithaalt [pagadder, horzak, luifer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
31810 |
deurschaafbok |
schaafslede:
šāfslęj (Q018p Geulle)
|
Houten of metalen steun waarin grote, vlakke werkstukken zoals deuren, rechtop kunnen worden gezet, zodat ook de smalle zijden ervan bewerkt kunnen worden. Zie ook afb. 30. [N 53, 213]
II-12
|
21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
deurwèèrder (Q018p Geulle)
|
de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
ān dǝ šīt (Q018p Geulle),
dunne, de -:
dunne (Q018p Geulle),
rijs:
~ WNT: rijs (III), [papiermakerij] geen water houdende, het water latende vallen, gezegd van een breiachtige massa [waarvan het papier gemaakt wordt].
reejsch (Q018p Geulle),
schijt:
sjiet (Q018p Geulle)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)]
I-11, III-1-2
|
21756 |
dienstplicht moeten doen |
opmoeten:
op mòtte (Q018p Geulle)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17676 |
dij |
dik van het been:
dik van t been (Q018p Geulle)
|
dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21155 |
dijk |
dijk:
diek (Q018p Geulle)
|
een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20532 |
dik worden |
dijen:
diə (Q018p Geulle)
|
dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17611 |
dikke neus |
kokkel:
kokkel (Q018p Geulle)
|
neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18688 |
dikke want |
pijhaas:
piehesje (Q018p Geulle)
|
wanten, dikke ~, gemaakt van grove (wollen) stof [pieje, piejhesje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|