e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geysteren

Overzicht

Gevonden: 1782
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hermelijn hermelijn: hermelien (Geysteren), hermelijntje: hermelientje (Geysteren) hermelijn [DC 07 (1939)] III-4-2
hert, ree ree: rieë (Geysteren) ree III-4-2
het land aftreden aftrappen: áftrapǝ (Geysteren), bouwen: bǫu̯ǝ (Geysteren) Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.] I-1
het vuur aansteken aanstoken: anstō̞kə (Geysteren) aansteken, aan \'t branden brengen III-2-1
het vuur doven uit laten gaan: de kachel uut laote gaon (Geysteren) doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] III-2-1
hete bliksem hete bliksem: heͅi̯tən bleksəm (Geysteren, ... ) stamppot van aardappels en appels of peren || stamppot van aardappels, peren en appels III-2-3
heukeling opper: ø̜pǝr (Geysteren), oppertje: øpǝrkǝ (Geysteren), ǫpǝrkǝ (Geysteren), wateroppertje: watǝrøpǝrkǝ (Geysteren) Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.] I-3
heup heup: heup (Geysteren, ... ) heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
heuvel, kleine hoogte hippel: hippel (Geysteren), (hippelpad). ps. JK vragen (zie pag. 139/reeds ingevoerd).  huppel (Geysteren) heuveltje III-4-4
hiel hak: hak (Geysteren, ... ), hàk (Geysteren) hak (hiel) [DC 01 (1931)] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)] III-1-1