21387 |
unster |
bascule:
baskule (P175p Gingelom)
|
De Romeinse balans, bestaande uit een stok waarover een gewicht heen en weer geschoven wordt. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
22465 |
vaandel |
drapeau (fr.):
Gg. vlag.
drapo.uw (P175p Gingelom)
|
Drapeau.
III-3-2
|
34061 |
vaars |
vaars:
vɛǝs (P175p Gingelom)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
20330 |
vader |
vader:
vaor (P175p Gingelom)
|
vader; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
brod:
brǫt (P175p Gingelom),
lijf:
lēǝf (P175p Gingelom),
muts:
muš (P175p Gingelom),
pisgat:
pes˱gat (P175p Gingelom),
viool:
viǭu̯l (P175p Gingelom)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
30187 |
vakvulling |
vulsel:
vølsǝl (P175p Gingelom)
|
De vulling van vlechtwerk en leem of van metselstenen die in het open vak, gevormd door de horizontale en verticale balken, wordt aangebracht. In Q 121c werden de vakken met 'een halve steen' ('ęnǝ hǫavǝ štē'), dus met halfsteens metselwerk, opgevuld. [N 4A, 53d; N 31, 45c; monogr.]
II-9
|
17822 |
vallen |
vallen:
vallen (P175p Gingelom)
|
vallen [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
Via t Wa.
futələ (P175p Gingelom),
frodden:
Gg. vals spelen.
frədə (P175p Gingelom)
|
Foetelen. || Fredden.
III-3-2
|
22332 |
valsspeler |
foetelaar:
Via t Wa.
futəle.r (P175p Gingelom)
|
Foetelaar.
III-3-2
|
20474 |
van hoge afkomst |
van hoge afkomst:
van hoege afkomst (P175p Gingelom)
|
van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|