id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33454 | vertikale paal in een poort | pilaar: pǝlē̜ ̞r (Gingelom) | Een rechtstaande, uitneembare paal in het midden van een poort, waartegen de beide poortvleugels gesloten kunnen worden. Deze paal is aan de bovenzijde meestal verankerd achter een gebogen stuk ijzer, aan de onderzijde in een gat. De paal wordt weggenomen als de poort helemaal geopend moet worden. De paal is onbekend in een groot aantal plaatsen. Door functionele overeenkomst kunnen de benamingen ook wel gebruikt worden voor andere soorten sluitbalken (zie deze lemmata). Zie ook afbeelding 18.g bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42e; N 5, 104; A 49, 4; add. uit N 5A, 93c] I-6 |
23312 | vespers | vespers (<lat.): də vɛspərs (Gingelom) | de vespers [RND] III-3-3 |
18277 | vest | gilet (fr.): žilɛ.ij (Gingelom) | gilet: gilet III-1-3 |
33756 | veulen | veulen: vø̜i̯lǝ (Gingelom) | Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.] I-9 |
22832 | vieren | vieren: gəvi:ət (Gingelom) | gevierd [RND] III-3-2 |
17768 | vinger | vinger: viŋər (Gingelom) | vinger [RND] III-1-1 |
17665 | vingers (spotnamen) | lange vingers: B.v. hij heeft lange vingers (= hij steelt). laŋə vi̯ŋərs (Gingelom), pikkels: pekkələ (Gingelom), B.v. pikkels bij. pi̯kəls (Gingelom), poten: poətə (Gingelom), stokken: B.v. seffens sla ik op uw stekken. steͅkə (Gingelom) | vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1 |
19745 | viooltje | flet: flet (Gingelom) | Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7 |
30189 | vitsen | vitsen: vętsǝ (Gingelom) | Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.] II-9 |
20727 | vlaai | taart: Syst. Frings tūət (Gingelom), vlaai: Syst. Frings vlaəi̯ (Gingelom), vla͂əi̯ (Gingelom) | Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] III-2-3 |