e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

Gevonden: 1973
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dubbel gezwad dobbel gezwad: dǫbǝl [gezwad] (Gingelom), dobbele pand: dǫbǝlǝ [pand] (Gingelom) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
duif (alg.) duif: Pl. [da:uve]  dāuf (Gingelom) Duif. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
duiken plongeren (<fr.): plongeeren (Gingelom), Gg. hellen, duiken.  plo͂ͅžɛ.irə (Gingelom) In het water duiken. [ZND 33 (1940)] || Plongeren. III-3-2
duim duim: dam (Gingelom), dāəm (Gingelom) duim [N 10 (1961)] III-1-1
duivenhok duivenkot: dāvəkòt (Gingelom), dāvǝkǫt (Gingelom) Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenslag val: val (Gingelom), vàl (Gingelom) Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
dun sneetje brood schijfje: Syst. Frings  sxøfkə (Gingelom) Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)] III-2-3
durven dorren: dijre doen (Gingelom), dère (Gingelom), durven: durven (Gingelom) durven [ZND 25 (1937)] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)] III-1-4
duur duur: dier (Gingelom) duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)] III-3-1
duwen duwen: daoə (Gingelom) duwen [RND] III-1-2