| 32642 |
achterploeg |
achterbalk:
āxtǝrbalǝk (P175p Gingelom),
ploeg:
[ploeg] (P175p Gingelom)
|
Het achterste deel van een rad- of karploeg, dat de ploegboom, het ploeglichaam en de staart omvat. [N 11, 31.II.1; N 11A, 100b]
I-1
|
| 19445 |
achteruit |
achteruit:
axtǝrāt (P175p Gingelom)
|
Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.]
I-10
|
| 33854 |
achteruittrappen |
kappen:
kapǝ (P175p Gingelom),
slaan:
slǭǝn (P175p Gingelom)
|
Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72]
I-9
|
| 34584 |
achterwand |
hoofdstuk:
hȳǝtstø̜k (P175p Gingelom)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
| 17650 |
achterwerk |
kont:
koͅnt (P175p Gingelom)
|
bil (niet de dij, maar het achterdeel) [N 10b (1961)]
III-1-1
|
| 17630 |
adamsappel |
bol:
boͅl (P175p Gingelom),
keelappel:
kèlapəl (P175p Gingelom),
keelknobbel:
kèlknubəl (P175p Gingelom)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 17685 |
ademen |
asemen:
ig kon niet osemen (P175p Gingelom)
|
Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
| 17682 |
ader |
ader:
de horen van z`n veurhuud (P175p Gingelom),
een hoor opensnij (P175p Gingelom)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
| 33470 |
afdakje boven de poort |
poorthuis:
pōthās (P175p Gingelom)
|
Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b]
I-6
|
| 34247 |
afgeroomde melk |
afgelaten melk:
afxǝloǝtǝ męlǝk (P175p Gingelom),
doorgedane melk:
doǝrgǝdē̜nǝ męlk (P175p Gingelom)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|