e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

Gevonden: 1973

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterploeg achterbalk: āxtǝrbalǝk (Gingelom), ploeg: [ploeg] (Gingelom) Het achterste deel van een rad- of karploeg, dat de ploegboom, het ploeglichaam en de staart omvat. [N 11, 31.II.1; N 11A, 100b] I-1
achteruit achteruit: axtǝrāt (Gingelom) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruittrappen kappen: kapǝ (Gingelom), slaan: slǭǝn (Gingelom) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwand hoofdstuk: hȳǝtstø̜k (Gingelom) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwerk kont: koͅnt (Gingelom) bil (niet de dij, maar het achterdeel) [N 10b (1961)] III-1-1
adamsappel bol: boͅl (Gingelom), keelappel: kèlapəl (Gingelom), keelknobbel: kèlknubəl (Gingelom) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
ademen asemen: ig kon niet osemen (Gingelom) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: de horen van z`n veurhuud (Gingelom), een hoor opensnij (Gingelom) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)] III-1-1
afdakje boven de poort poorthuis: pōthās (Gingelom) Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b] I-6
afgeroomde melk afgelaten melk: afxǝloǝtǝ męlǝk (Gingelom), doorgedane melk: doǝrgǝdē̜nǝ męlk (Gingelom) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11