id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
32642 | achterploeg | achterbalk: āxtǝrbalǝk (Gingelom), ploeg: [ploeg] (Gingelom) | Het achterste deel van een rad- of karploeg, dat de ploegboom, het ploeglichaam en de staart omvat. [N 11, 31.II.1; N 11A, 100b] I-1 |
19445 | achteruit | achteruit: axtǝrāt (Gingelom) | Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10 |
33854 | achteruittrappen | kappen: kapǝ (Gingelom), slaan: slǭǝn (Gingelom) | Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9 |
34584 | achterwand | hoofdstuk: hȳǝtstø̜k (Gingelom) | De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13 |
17650 | achterwerk | kont: koͅnt (Gingelom) | bil (niet de dij, maar het achterdeel) [N 10b (1961)] III-1-1 |
17630 | adamsappel | bol: boͅl (Gingelom), keelappel: kèlapəl (Gingelom), keelknobbel: kèlknubəl (Gingelom) | adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1 |
17685 | ademen | asemen: ig kon niet osemen (Gingelom) | Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1 |
17682 | ader | ader: de horen van z`n veurhuud (Gingelom), een hoor opensnij (Gingelom) | de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)] III-1-1 |
33470 | afdakje boven de poort | poorthuis: pōthās (Gingelom) | Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b] I-6 |
34247 | afgeroomde melk | afgelaten melk: afxǝloǝtǝ męlǝk (Gingelom), doorgedane melk: doǝrgǝdē̜nǝ męlk (Gingelom) | De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11 |