32771 |
hoofdbalken van de eg |
balken:
balǝkǝ (P175p Gingelom),
bãlkǝ (P175p Gingelom)
|
De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.]
I-2
|
18187 |
hoofddoek |
neusdoek:
nøi̯zduk (P175p Gingelom)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c]
I-4
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdkaas:
y(3)̄ətkēs (P175p Gingelom)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19654 |
hoofdkussen |
hoofdkussen:
hūfkøsə (P175p Gingelom)
|
hoofdkussen [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
18059 |
hoofdpijn |
pijn zijn kop:
pijn mène kop (P175p Gingelom)
|
ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
32658 |
hoofdplaat |
aanlage:
ānlōx (P175p Gingelom),
het is niet duidelijk of de volgende opgaven enkelvoud of meervoud zijn
ǭnlǭgǝ (P175p Gingelom)
|
De hoofd- of zijplaat, ook wel tegenzool of grondweerplaat genoemd, is een terzijde van de ploegzool aangebrachte ijzeren plaat, die niet alleen als versterking van de ploegzool dient, maar ook en vooral de wand van de voor moet glad strijken om te verhinderen dat deze afbrokkelt en er aarde in de ruimte van het ploeglichaam valt. Soms stond deze plaat van boven in verbinding met de ploegboom. Sommige van de onderstaande termen worden ook in het lemma PLOEGBOOMBESLAG aangetroffen. Ze lijken vooral op de versterking van de poegzool te wijzen.
I-1
|
23248 |
hoog tijd |
hoog tijd:
hoeg tijd (P175p Gingelom),
hoegtèd (P175p Gingelom)
|
Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
23210 |
hoogdag |
hoogtijd:
doe zɛn vier hoegtije (P175p Gingelom)
|
Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
33647 |
hoogliggende akker |
bergland:
bɛrxlãnt (P175p Gingelom)
|
De woordtypen in dit lemma duiden niet alleen op een hoogliggende akker maar ook op hooggelegen grond in het algemeen zoals hei, zandgrond, droge grond. Verder komen er ook plaatsbepalingen voor als op de hoogte en op een berg. [N 11, 2a en 2f; A 10, 4]
I-8
|
23277 |
hoogmis |
hoge mis:
du.əgəmɛs (P175p Gingelom),
də hu.əgəmɛs (P175p Gingelom)
|
hoogmis [RND]
III-3-3
|