18317 |
losse zak onder de rok |
maalzak:
maaljzak (L326p Grathem)
|
tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25247 |
loteren, los zitten |
lodderen:
lóddərə (L326p Grathem)
|
los zitten, gezegd van onderdelen [loteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21194 |
luchtballon |
luchtballon:
luchtballon (L326p Grathem)
|
een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24998 |
luchtbel in water |
luchtbel:
lócht bel (L326p Grathem)
|
de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25217 |
luchtx |
lucht:
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!
locht (L326p Grathem)
|
lucht [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
21346 |
lui (lieden) |
mensen:
minse (L326p Grathem)
|
lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
26319 |
luias |
luias:
lø̜jas (L326p Grathem)
|
De as waarop de luireep of luiketting gewonden wordt. Zie ook afb. 65. De as is in functie vergelijkbaar met de rol van het luiwerk in watermolens. Zie ook het lemma ɛrolɛ.' [N O, 25g; A 42A, 45]
II-3
|
20478 |
luier |
schijtdoek:
schietdook (L326p Grathem)
|
luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
18640 |
luifel? [idem?] |
kransje:
krenske (L326p Grathem),
plooi:
plooije (L326p Grathem)
|
luifel, fijngeplooide ~ rond het voorhoofd {afb} [N 25 (1964)] || luifel: fijngeplooide voorhoofdsluifeltje van de grote witte muts {afb} [plojje, kentje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22146 |
luikjes of valdeurtjes in het binnendeksel van een duivenmand |
kleppen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
kleppə (L326p Grathem)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: luikjes en valdeurtjes in het binnendeksel? [N 93 (1983)]
III-3-2
|