e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grathem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mestvaalt mesthoop: aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  maisthoeop (Grathem) mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)] I-7
met de horens stoten, gezegd van de bok stoten: stōǝtǝ (Grathem) [N 19, 75] I-12
met de kar achteruit rijden terugzetten: tǝrøk˲zętǝ (Grathem) Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99] I-13
met de zweep slaan of geluid geven zwepen: zwēǝpǝ (Grathem) Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.] I-10
met opgeheven staart rondlopen biezen: bezǝ (Grathem), bizǝ (Grathem) [N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
met paard en kar rijden varen: vārǝ (Grathem) [JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.] I-10
met paard en koets rijden, paardrijden rijden: rii̯ǝ (Grathem) Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.] I-10
met tussenpozen regenen bijzen: bieze (Grathem) regenen bij tussenpozen [buien, sjoelen] [N 22 (1963)] III-4-4
metalen scheplepel voerteil: vōrtęi̯l (Grathem) Lepel van metaal om varkensvoer mee op te scheppen. [N 18, 132; monogr.] I-12
metalen tongetjes bramen: brǭm (Grathem) De onregelmatigheden aan de snijkant van de zeis, uitstulpingen in de vorm van metalen tongetjes of lipjes, die kunnen ontstaan bij ondeskundig haren. Het lemma bevat meervouden en enkelvouden. [N 18, 90; monogr.] I-3