e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grathem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
patrijs veldhoen: veldhoen of patrijs; een vlucht patrijzen: "ein klocht veldhoender  veldhôôn (Grathem) patrijs III-4-1
peer, soorten peer: pêre (pl) (Grathem) I-7
peetoom peter: paiter (Grathem, ... ), pieeeter (Grathem), peternonk: paiternonk (Grathem), cf. VD s.v. "nonk(el)  paiternonk (Grathem), peteroom: pieeeteroeome (Grathem, ... ) peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] III-2-2
peettante geul: geûl (Grathem), meun: meûn (Grathem), peet: pait (Grathem), petetant: paitetant (Grathem), paitətant (Grathem) meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] III-2-2
penbalk pinbalk: pinbalk (Grathem) De zware balk waar de pensteen op rust. Zie ook afb. 48. [N O, 29b; N O, 45c; A 42A, 89; A 42A, 17; monogr.] II-3
pensteen pinsteen: pinsteen (Grathem) De steen op de penbalk waarin het achtereinde van de molenas en in het bijzonder de daaraan bevestigde ijzeren pin, de taats, draait. De pensteen is in het algemeen uit een harde steensoort vervaardigd en kent een halfcilindervormige uitsparing. Zie ook afb. 47 en 48. [N O, 29a; A 42A, 88] II-3
peper peper: paiper (Grathem) peper [DC 03 (1934)] III-2-3
persen arbeiden: arbeiden (Grathem) Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] I-11
pet met brede klep klepmuts: klèpmöts (Grathem, ... ) pet met brede klep [loerklak] [N 25 (1964)] III-1-3
pet met opstaand bovenstuk zijden muts: zieje möts (Grathem) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)] III-1-3