e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grathem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vregelstok vregelstek: vręi̯gǝlstęk (Grathem) De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.] I-3
vriesweer koud gevroor: kaal gevreur (Grathem) vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)] III-4-4
vriezenx vriezen: vreese (Grathem) vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)] III-4-4
vroedvrouw vroedvrouw: modern  vroedvrouw (Grathem), wijsvrouw: wiesfrouw (Grathem), wiesvrouw (Grathem, ... ) hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)] || vroedvrouw; (gediplomeerde) vrouw die helpt bij bevalling [DC 12a (1943)] III-2-2
vrouw, vrouwspersoon vrouwmens: vroumes (Grathem), wijf: wief (Grathem, ... ) vrouwspersoon || wijf, vrouw III-2-2
vrouwelijk jong van de geit mettetje: mętǝkǝ (Grathem) [N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.] I-12
vrouwelijk kalf vaars: vē̜s (Grathem), vaarsje: vēskǝ (Grathem) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk kuiken hoen: hōn (Grathem) [N 19, 41a; monogr.] I-12
vrouwelijk rund dat voor de eerste keer drachtig is eerste vaars: ērstǝ vēš (Grathem) [N C, 9e en 10a; JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 14a, 20 en 22] I-11
vrouwelijk schaap in het algemeen ooi: ø̜i̯ (Grathem), schaap: šǭp (Grathem) De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12