| 18698 |
boordenknoopje |
kraagsknoopje:
kraagsknuipke (L326p Grathem)
|
boordeknoopje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 21178 |
boot(je) |
boot(je):
bôet (L326p Grathem)
|
een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 19600 |
bord |
telder:
tèər (L326p Grathem)
|
bord [Roukens 03 (1937)]
III-2-1
|
| 19557 |
bordenrek, schotelrek |
bordjesrekje:
burtjesrekske (L326p Grathem)
|
rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 24981 |
borrelen (van water) |
borrelen:
borrələ (L326p Grathem)
|
door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 19563 |
borrelglaasje |
borrelglaasje:
borrelglouske (L326p Grathem)
|
jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 26141 |
borst |
borst:
borst (L326p Grathem)
|
Elk van de korte, zware balken door de askop, waaraan lange dunne balken met daaraan de hekwerken, bevestigd worden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1d; A 42A, 61; Sche 31]
II-3
|
| 18400 |
borstrok |
borstrok:
borstrok (L326p Grathem),
kamizool (<fr.):
kammezaol (L326p Grathem),
kamizooltje (<fr.):
kammezeulke (L326p Grathem),
lijfje:
liefke (L326p Grathem),
stoep:
stup (L326p Grathem)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] || Borstrok. Is in uw dialect een algemeen woord bekend voor borstrok? Bedoeld wordt het warme kledingstuk dat over het hemd wordt gedragen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
| 18603 |
borstrok (voor mannen) |
kamizool (<fr.):
kammezaol (L326p Grathem),
stoep:
stup (L326p Grathem)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)] || Mannenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
| 18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
lijfje:
liefke (L326p Grathem),
stoepje:
stupke (L326p Grathem)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)] || Vrouwenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|