id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20637 | boterham | boterham: botram (Grathem), botteram (Grathem) | Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
20713 | boterham (kinderwoord) | bam: bam (Grathem) | Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
20716 | boterham met kaas | boterham met kaas: botteram met kees (Grathem) | Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
20715 | boterham met vet | smouer: sjmouer (Grathem) | Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
20754 | boterham van wit en zwart brood | boerenboterham: boorebotteram (Grathem) | Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
19517 | botervlootje | botervloot: boetervloot (Grathem) | botervlootje [N 20 (zj)] III-2-1 |
20527 | bouillon | broei: Breuj = vleesnat breuj (Grathem), Breuj: greuntje- of vleisnaat breuj (Grathem) | Wat verstaat u onder: brui (groente, kool of vleesnat?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)] III-2-3 |
33644 | bouwland | land: lanjtj (Grathem), veld: vɛljtj (Grathem), vɛlt (Grathem), vɛ̄ljtj (Grathem) | Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8 |
26306 | bovenbonkelaar | bonkelaar: bonkelaar (Grathem) | De bonkelaar aan de bovenzijde van de koning dat bij sommige Hollandse molens de wieg vervangt. [N O, 50g; Sch 39a; A 42A, 103; monogr.; A 42A, 11; A 42A, 11 add.] II-3 |
33449 | bovendeur | bovenste slag: bø̄vǝ(n)stǝ slāx (Grathem), bōvǝstǝ slāx (Grathem) | Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel, dienend om in geopende stand licht en lucht in de stal te laten. Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel is meestal kleiner dan het onderste en wordt niet zo vaak gebruikt, d.w.z. alleen als men met bijv. een paard door de poort wil. Sommige benamingen wijzen dan ook op het voorkomen ervan bij paardestallen. Zie ook afbeelding 18.d bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37b en 42c] I-6 |