18650 |
driesteek |
tuit:
toot (L326p Grathem)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22066 |
drinkbak |
drinkensbak:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
drinkəsbak (L326p Grathem)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de drinkbak? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19575 |
drinkbeker |
bierpot:
beerpot (L326p Grathem),
stevel:
hoge kruik
stevel (L326p Grathem)
|
drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20499 |
drinken |
drinken:
drinke (L326p Grathem)
|
drinken [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
34333 |
drinken bij de zeug |
zuiken:
zūkǝ (L326p Grathem)
|
Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a]
I-12
|
19574 |
drinkglas |
drinkglas:
drinkglaas (L326p Grathem),
glas:
mv.
glazer (L326p Grathem)
|
drinkglas || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
roemer:
reumer (L326p Grathem, ...
L326p Grathem),
schopje:
schopke (L326p Grathem)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] || roemer || wijnglas
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
drenk:
drɛŋk (L326p Grathem),
drenkkuil:
drɛŋkkūl (L326p Grathem)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
22089 |
drinktafel |
stoel:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
stoo.l (L326p Grathem)
|
de tafel waarop de drinkbak geplaatst wordt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33701 |
droge plekken in moeras |
donk:
dōŋk (L326p Grathem)
|
Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9]
I-8
|