e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grathem

Overzicht

Gevonden: 2847
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halve gulden halve piek: halve piek (Grathem) halve gulden, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
halve pint, kwart liter, maat schopje: schöpke (Grathem) klein (half) bierglas III-4-4
halve stuiver sou (fr.): Van Dale: sou (<Fr.), stuiver.  soe (Grathem) halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)] III-3-1
halve-centstuk oortje: eurtje (Grathem) halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)] III-3-1
hand hand: hantj (Grathem) hand [DC 01 (1931)] III-1-1
handboei boei: boejə (Grathem) de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)] III-3-1
handcultivator cultivator: køltivātǝr (Grathem), køltǝvātǝr (Grathem) Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.] I-5
handgeld handgeld: handgeld (Grathem) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
handmolen grutmolen: grøt[molen] (Grathem), schrotmolen: sxrǫt[molen] (Grathem) Eenvoudige handmolen bestaande uit een koppel molenstenen met kleine spil, zwengel en steenkuip, in sommige gevallen uitgebreid met kaar en maalstoel. De molen werd gebruikt om graan te malen en in voorkomende gevallen ook voor het breken van zaden. De handmolen was in l 159a niet bekend. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N D, 1; N D, 2; JG 1a] II-3
handschoen vingerhaas: vingerhaoze (Grathem) handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)] III-1-3