e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Griendtsveen

Overzicht

Gevonden: 680
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heuvel, kleine hoogte hoogte: hŏŏgte (Griendtsveen) hoogte [SGV (1914)] III-4-4
hijgen hijgen: hêge naor oajem (Griendtsveen) hijgen (naar adem) [SGV (1914)] III-1-2
hoeden van koeien hoeden: hȳjǝ (Griendtsveen) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hommel hommel: hummel (Griendtsveen) hommel [SGV (1914)] III-4-2
honing honing: honeŋ (Griendtsveen) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
hoofdafvoersloot waterlossing: watǝrloseŋ (Griendtsveen) Hoofdafvoersloot in het veen. Vergelijk het lemma ''waterlossing''. [II, 17a] II-4
hoofdvaart turfkanalen: tø̜rǝfkanālǝ (Griendtsveen), veenkanaal: veenkanaal (Griendtsveen) Een groot, vast kanaal voor de turfafvoer. In de Peel zijn het Deurnes kanaal en de Helenavaart hoofdkanalen. [11, 19a] II-4
hoofdwijk hoofdwijk: hōfwik (Griendtsveen) Smal kanaal waarop de wijken loodrecht staan. Het dient voor turfafvoer en is tevens afwateringskanaal van de wijken en raaien. [II, 18] II-4
hoogtijd hoogtijd: hŏŏgtij (Griendtsveen) hoogtijd [SGV (1914)] III-3-3
hooiboom wisboom: wesbūm (Griendtsveen) Als de wagen volgeladen was, legde men vaak een lange boom over de lengte boven op de met hooi geladen wagen. Door deze boom met touwen aan de wagenbak vast te sjorren werd de lading stevig verankerd en kon er naar de boerderij gereden worden. Het boom werd dan met het touw (zie het volgend lemma) ofwel aan een vast aanhechtingspunt van de wagenbak verbonden, en door middel van een blok of een klos aangespannen (zie het lemma ''blok, klos''), ofwel aan een draaiende àndere boom die onder in de wagenbak was gemonteerd; zie de lemma''s ''vregelpaal'' en ''vregelknuppel''. Deze methode van laden met de hooiboom was echter niet overal gebruikelijk; in de volgende plaatsen werd uitdrukkelijk opgegeven dat men zònder boom, alleen met touwen de lading vastzette: L 192a, 267, 269, 269a (soms gebruikte men wèl een boom), 292, 293, 294, 295, 300, 328, 374, 381, 381b, 434, P 55, Q 10, 15, 19, 30, 32, 99*, 102, 117a, 192, 197, 222. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 71; A 13, 18; A 34, 7; Gwn 7, 11; add. uit N 18, 140] I-3