e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kiskassen: steentje scheidelaar: sjèigeler (Gronsveld) 1. Steen waar men mee "sjèigelt". III-3-2
klaar om gebakken te worden goed: gōt (Gronsveld), rijp: rīp (Gronsveld), vaardig: vē̜rdex (Gronsveld) Klaar om gebakken te worden, gezegd van gerezen deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28a] II-1
klaarkomen vaardigkomen: vêrdig koëme (Gronsveld) gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)] III-1-4
klagen lamenteren (<fr.): lamentere (Gronsveld) droefheid en pijn door woorden te kennen geven, zich uitlaten over iets verdrietelijks [klagen, murmereken, kuimen, parmenteren, bulken, balken] [N 85 (1981)] III-3-1
klam trekken aantrekken: ǭntrɛkǝ (Gronsveld) Klam trekken is een teken van drachtigheid. Ongeveer vier of zes weken na de bevruchting is voor het eerst waar te nemen of een koe drachtig is. Wanneer men dan op de uier drukt, komt er een taai, kleverig vocht uit. [N 3A, 38a] I-11
klampen kleppen: klępǝ (Gronsveld) De klampen waarmee de windborden aan de voorzoom vastliggen. [N O, 4c; A 42A, 68; N O, 4d] II-3
klant klant: klaant (Gronsveld) iemand die in de winkel iets komt kopen [klant, kalant, cliënt] [N 89 (1982)] III-3-1
klapekster keekekster: kèïkèkster (Gronsveld), HBHS eekekster, met voorgevoegde k? uit reduplicatie?  kĕĕkĕĕkster (Gronsveld) Hoe heet de klapekster? [DC 06 (1938)] || klapekster (24 lijkt wel op de ekster [073] maar heeft meer grijs, is kleiner; erg zeldzaam, nu alleen nog op sommige heivelden; hele jaar hier; broedt in doornstruiken; prikt gevangen diertjes op iets scherps vast [N 09 (1961)] III-4-1
klaplopen profiteren: prôfetere (Gronsveld) leven van de goedgeefsheid van iemand anders [klaplopen, schoefelen, smarotsen] [N 89 (1982)] III-3-1
klappertje hoedje: t Jûingske krèg mêt Sinterklaos n noûw pesjtol en e päor duuskes -.  heutsje (Gronsveld) 2. Klein rond papiertje met knalpoeder gevuld. III-3-2