e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kordeel, hotlijn stokkellijn: štōkǝllęi̯n (Gronsveld) Riem die of touw dat aan de korte teugel (cf. lemma Loenje) is vastgemaakt en door de voerman in de hand gehouden wordt. Als de voerman aan die lijn trekt, draait het paard naar links (haar), als hij er zachte rukjes aan geeft, draait het paard naar rechts (hot). Meestal wordt de gewenste richting van het paard echter vooral met commando''s aangegeven. [JG 1a, 1b; N 13, 29 en 32] I-10
korenbloem korenbloem: kōǝnblǫm (Gronsveld), -  koënblom (Gronsveld), centaurea cyanus  koënblom (Gronsveld), kruisbloem: kruúsblom (Gronsveld), krȳsblom (Gronsveld), -  kruúsblom (Gronsveld) Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem I-5, III-4-3
korenmijt zetten mijten: mītǝ (Gronsveld) Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
korf korf: kø̜rǝf (Gronsveld) In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.] II-12
kornoelje (alg.) konkernol: cornus; met vlezige steenvruchten  konkernool (Gronsveld), ideosyncr.  konkernole (Gronsveld, ... ) De kornoelje. De witte kornoelje; struik met witte bloemen en witte bessen, 2-3 m hoog; takken aan de zonzijde rood, in de schaduw geel. [N 82 (1981)] || De kornoelje. Gele kornoelje me gele bloemen en karmijnrode vruchten, 3-7 m hoog; de geelbruine schors schilfert in kleine schubben af. [N 82 (1981)] || De kornoelje. Rode kornoelje; struik met witte bloemen en blauwzwarte bessen; 2-5 m hoog; takken aan de zonzijde purperrood en aan de schaduwkant groen (kroelie, kornoelje). [N 82 (1981)] || kornoelje III-4-3
korset korset (<fr.): kersêt (Gronsveld) corset III-1-3
korst korst: koësj (Gronsveld) korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)] III-2-3
kort geknipt haar borstel: buüstel (Gronsveld), struivelenkop: sjtroévelekop (Gronsveld) overal kort geknipt hoofdhaar [tieters] [N 86 (1981)] III-1-1
kortademig cornage (fr.): Gallas, cornage:  cornage (Gronsveld), dempig: dempig (Gronsveld, ... ) kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)] III-1-2
korte broek culotte (fr.): jongensbroek  culotte (Gronsveld), kort broekje: kort breukske (Gronsveld) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] || culot, in de betekenis van soort broek; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3