e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruik kruik: kroék (Gronsveld) kruik III-2-1
kruiketting, kruitouw kruiketting: kruiketting (Gronsveld) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3
kruim brok: brok (Gronsveld), deeg: deeg (Gronsveld) brood (het zachte gedeelte van -) || Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)] III-2-3
kruimel greumel: gruëmel (Gronsveld) kruimel III-2-3
kruin kruin: kroen (Gronsveld) kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1
kruipalen kruipalen: kruipalen (Gronsveld) De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.] II-3
kruipend ongedierte wormen: WLD  wörrem (Gronsveld) wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
kruis kruis: krȳs (Gronsveld), mik: de miek (Gronsveld) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] I-11, III-1-1
kruis of munt kop of munt: kop of meunt goeje (Gronsveld), Sub kop.  kop of mëunt (Gronsveld), Sub mëunt.  kop of mëunt (Gronsveld) Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] || Kruis of munt. III-3-2
kruisbeeld crucifix (<lat.): kruusefiks (Gronsveld), kruussefiks (Gronsveld), kruis: kruus (Gronsveld, ... ), lieveheer: leevenhier (Gronsveld), (aon de moe.r).  ene livvenier (Gronsveld), onzelieveheer: (ien den hȉmel).  slivvenier (Gronsveld) Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] III-3-3