e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
latierboom box (e.): bǫks (Gronsveld) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
laurier laurierblad: lereerbläod (Gronsveld) laurierblad III-2-3
laurierboompje laurierblad: lereerbläod (Gronsveld) laurierblad III-2-1
lauw weer geen weer: gei wèr (Gronsveld), laf (weer): laf (Gronsveld) loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)] III-4-4
ledikant bed: bed (Gronsveld) Verplaatsbaar bed (i.p.v. een bedstee) (bed, krib, ledikant) [N 79 (1979)] III-2-1
leefnet leefnet: lēͅfneͅt (Gronsveld) Het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar]. [N 88 (1982)] III-3-2
leeftijd, ouderdom ouderdom: de lups nog good vuur eine van dienen  awwerdom (Gronsveld) U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)] III-2-2
leeg, gezegd van een noot doof: doüf (Gronsveld), ideosyncr.  doûf (Gronsveld, ... ) leeg, gezegd van een noot waar niets in zit (leeg, doof, loos). [N 82 (1981)] || loos, leeg (walnoot) I-7, III-2-3
leeg, niets bevattend uit: oet (Gronsveld) leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] III-4-4
leegloper leegloper: lèglueper (Gronsveld) een persoon die zonder iets te verrichten en zonder bezigheden rondloopt [leuteraar, leegloper] [N 85 (1981)] III-1-4