33452 |
raampje in een poort |
ruit:
rūt (Q193p Gronsveld),
venster:
v‚ēnstǝr (Q193p Gronsveld)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
aordig (Q193p Gronsveld),
curieus:
kerjeus (Q193p Gronsveld),
eigenaardig:
èigenaordig (Q193p Gronsveld),
komiek:
kemik (Q193p Gronsveld),
raar:
raar (Q193p Gronsveld),
vreemd:
vrèm (Q193p Gronsveld)
|
eigenaardig || raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
bazelen:
bäozele (Q193p Gronsveld),
gusselen:
gössele (Q193p Gronsveld)
|
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
raat:
rǭt (Q193p Gronsveld)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
33576 |
rabarber |
rabarber:
reberber (Q193p Gronsveld)
|
rabarber
I-7
|
19224 |
raden |
raden:
raoje (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
raden [N 07 (1961)]
III-1-4, III-3-2
|
33577 |
radijs |
radijsje:
redyske (Q193p Gronsveld)
|
radijsje
I-7
|
18167 |
rafel |
fronjel:
fräonzjel (Q193p Gronsveld),
rafel:
ruffel (Q193p Gronsveld),
vets:
vets (Q193p Gronsveld)
|
2. rafel || Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)] || rafel, vezel
III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
ruffele (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
ook ruffele, volt. deelw. geraofeld.
raofele (Q193p Gronsveld),
vetsen:
vetse (Q193p Gronsveld)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || loslaten van naden bij gebruid goed || rafelen
III-1-3
|
19576 |
ragebol |
spinnenborstel:
sjpènnebuustel (Q193p Gronsveld),
spinnenkop:
sjpènnekop (Q193p Gronsveld),
sjpênnekop (Q193p Gronsveld)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || ragebol || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|