33934 |
keelketting, keelriem |
keelriem:
kē̜lrēm (Q193p Gronsveld)
|
De ketting of riem die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en de twee uiteinden van de kopriem verbindt. [JG 1a; N 13, 26]
I-10
|
18070 |
keelpijn |
keelpijn:
kɛ.əlpɛ.in (Q193p Gronsveld)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
24180 |
keep |
kweker:
kwèèker (Q193p Gronsveld),
fringilla montifringilla
kwèker (Q193p Gronsveld)
|
keep || keep (14,5 man heeft oranje aan kop en borst, in het voorjaar zwarte kop en borst; vaak tussen vinken; alleen op trek en in winter; roep [wèèèèèk] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
voordel:
vȳǝli (Q193p Gronsveld),
meervoud
vȳǝlis (Q193p Gronsveld)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
19926 |
keffen |
keffen:
Gronsveld Wb
keffe (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt u hoog en snel blaffen, vooral van kleine honden (keffen, kneffen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
22790 |
kegel |
kegel:
kèigel (Q193p Gronsveld)
|
Kegel.
III-3-2
|
22497 |
kegelbaan |
kegelbaan:
keegelbaon (Q193p Gronsveld)
|
De plaats waar de kegels staan opgesteld [bos]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22418 |
kegelen |
kegelen:
kegele (Q193p Gronsveld),
kèigele (Q193p Gronsveld)
|
1. Kegelen, het kegelspel beoefenen. || De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22789 |
kegels (mv.) |
kegels:
mɛtɛ.i kɛ.əls wərt ne.tmi gəsjpə:lt (Q193p Gronsveld)
|
met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|
19664 |
kelder |
kelder:
kalder (Q193p Gronsveld),
kaldər (Q193p Gronsveld)
|
kelder [RND]
III-2-1
|