24201 |
kwartel |
kwartel:
kwattel (Q193p Gronsveld)
|
kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
willempje:
wöllemke (Q193p Gronsveld),
Opm. ni e kwartsje.
e wullemke (Q193p Gronsveld)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)] || kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)]
III-3-1
|
32254 |
kwast, noest |
aast:
ǭs (Q193p Gronsveld),
knoest:
knǫws (Q193p Gronsveld)
|
Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.]
II-12
|
24880 |
kweek |
puim:
puüm (Q193p Gronsveld),
pyǝm (Q193p Gronsveld),
pø̜i̯m (Q193p Gronsveld),
-
puïm (Q193p Gronsveld)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)] || kweekgras
I-5, III-4-3
|
21344 |
kwellen |
doen doodvallen:
doén doedvalle (Q193p Gronsveld),
treiteren:
trèitere (Q193p Gronsveld)
|
lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21788 |
kwelling/pesterij |
temptatie (<fr.):
temtäosie (Q193p Gronsveld)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
17692 |
kwijl |
sloever:
sjloéver (Q193p Gronsveld),
Speeksel van koeien, paarden of honden.
sjloéver (Q193p Gronsveld),
zever:
zèiver (Q193p Gronsveld)
|
Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)] || Speeksel van koeien, paarden of honden.
III-1-1
|
21833 |
kwinkslag |
frats:
frats (Q193p Gronsveld),
goede, een ~:
⁄n gooj (Q193p Gronsveld)
|
een grappig, koddig gezegde [slag, dreun] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
Gronsveld Wb
kwispele (Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt u de staart heen en weer bewegen, als teken van vriendschap, gezegd van honden (kwispelen, kwipselen, kwipselstaarten, kwispelstaarten) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
21668 |
kwitantie |
kwitantie:
kwitaansie (Q193p Gronsveld)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|