24925 |
laag grond |
laag:
laog (Q193p Gronsveld)
|
laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
ring:
rē.ŋk (Q193p Gronsveld)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brōk (Q193p Gronsveld)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33650 |
laagte in een akker |
del:
dɛl (Q193p Gronsveld)
|
Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
stevel:
Mnl. stevel.
sjtiével (Q193p Gronsveld)
|
laars
III-1-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
stevel:
sjtievele (Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
19668 |
lade |
lade:
laoj (Q193p Gronsveld)
|
lade
III-2-1
|
33680 |
lage, natte zandgrond |
zure grond:
zūrǝ grōnt (Q193p Gronsveld)
|
[N 27, 35; R 3, 5]
I-8
|
30068 |
lagenverdeellat |
maatlat:
mǭtlat (Q193p Gronsveld)
|
Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder de dikte van één baksteen plus één voeg groot zijn. De lagenverdeellat heeft doorgaans een lengte van 1,10 m en wordt door de metselaar tegen de profielen gehouden om de laagverdeling daarop te kunnen aftekenen. Deze werkzaamheden werden in Q 3 'voegen aftekenen' ('vugǝ ǭftēkǝnǝ') en in L 414 'aftekenen' ('āftīkǝnǝ') genoemd. Zie ook afb. 28. [N 31, 8a; N 31, 8b; N 31, 7c; monogr.; div.]
II-9
|
18147 |
lam |
lam:
lāmp (Q193p Gronsveld),
lammetje:
lɛmpkǝ (Q193p Gronsveld),
schaapje:
šø̜̄pkǝ (Q193p Gronsveld)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|