34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
poel:
pul (Q193p Gronsveld),
tiet, tiet:
tīt, tīt (Q193p Gronsveld),
tiet, tiet, tiet:
tit, tit, tit (Q193p Gronsveld)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
kom hier dè dè:
kǫm hī dɛ dɛ (Q193p Gronsveld),
mutsje:
møtskǝ (Q193p Gronsveld)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kuusje:
køškǝ (Q193p Gronsveld),
kuusje, kuusje:
køškǝ, køškǝ (Q193p Gronsveld)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
kom hier dè dè:
kǫm hī dɛ dɛ (Q193p Gronsveld),
mutsje:
møtskǝ (Q193p Gronsveld)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kloek, kloek:
klōk, klōk (Q193p Gronsveld),
klok, klok, klok:
klok, klok, klok (Q193p Gronsveld),
poeltje:
pulkǝ (Q193p Gronsveld)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus:
køš (Q193p Gronsveld),
kuus, kuus, kuus:
kyš, kyš, kyš (Q193p Gronsveld)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lammetje:
lɛmkǝ (Q193p Gronsveld),
lem, lem:
lɛm, lɛm (Q193p Gronsveld),
lem, lem, lem:
lɛm, lɛm, lɛm (Q193p Gronsveld)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
lem, lem, lem:
lɛm, lɛm, lɛm (Q193p Gronsveld),
schaapje:
šø̜pkǝ (Q193p Gronsveld)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
roope (Q193p Gronsveld),
rope (Q193p Gronsveld)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] || roepen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-3-1
|
33841 |
roepen van de hengst naar de aankomende merrie |
joechelen:
jǫxǝlǝ (Q193p Gronsveld)
|
Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c]
I-9
|