19339 |
speels |
speels:
sjpeuls (Q193p Gronsveld),
sjpëuls (Q193p Gronsveld)
|
geneigd tot spelen, tot rondspringen [dartel, speels, ondeugend] [N 85 (1981)] || speels
III-1-4
|
20287 |
speen |
lots:
lôtsj (Q193p Gronsveld)
|
speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dēm (Q193p Gronsveld),
dēǝm (Q193p Gronsveld),
dęm (Q193p Gronsveld)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20702 |
spekpannenkoek |
spekkoek:
sjpekkook (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
pannenkoek ( - met spek) || Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
e sjpuuel (Q193p Gronsveld),
sjpuül (Q193p Gronsveld)
|
3. Spel. || spel [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
spang:
Mnl. spange (= metalen ring of haak om iets te hechten of te sluiten).
sjpang (Q193p Gronsveld)
|
speld
III-1-3
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
s(j)puuhele (Q193p Gronsveld),
sjpuüle (Q193p Gronsveld),
spuule (Q193p Gronsveld)
|
Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)] || spelen [GTRP (1980-1995)] || Spelen.
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
partijtje:
voetbal, biljart
pertijke (Q193p Gronsveld),
potje:
kaarten
pøͅtsjə (Q193p Gronsveld),
spelletje:
sjpeulke (Q193p Gronsveld),
1. Bijv. mens-erger-je-niet, halma enz.
sjpëulke (Q193p Gronsveld),
Zoûw vr nog e - doén?
sjpëulke (Q193p Gronsveld)
|
1. Spel; 2. Kinderspel. || 3. Partijtje (bij kaartspel). || Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
sjpiene (Q193p Gronsveld),
špinǝ (Q193p Gronsveld)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
I-9, III-2-2
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
sjperver (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
wrekel:
vriékel (Q193p Gronsveld)
|
sperwer || sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)]
III-4-1
|