22331 |
vals spelen |
foetelen:
foetele (Q193p Gronsveld),
foétele (Q193p Gronsveld)
|
1. Oneerlijk doen, bedriegen bij het spel. || Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22932 |
vals spelen add. |
foeteltje betoont:
Sub betûint.
foételke betûint (Q193p Gronsveld),
Sub foételke. Ook: foétele betûint zich.
foételke betûint (Q193p Gronsveld)
|
Op het bedrog in het spel volgt (spoedig) de straf. || Op het bedrog in het spel volgt spoedig de straf, je bedriegerijen komen aan het licht.
III-3-2
|
22332 |
valsspeler |
foetelaar:
foeteler (Q193p Gronsveld),
foételer (Q193p Gronsveld)
|
Bedrieger in het spel. || Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34497 |
van de leg afraken |
van de leg af zijn:
vān dǝ lęq ǭf zīn (Q193p Gronsveld)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
23001 |
van een glijbaan glijden |
schijvelen:
NB sjiével: glijbaan (niet op sneeuw of ijs), bijv. Vreuger woërd ién nnen hoege graof dêk n sjiével ién de bèim gemak.
sjiévele (Q193p Gronsveld)
|
1. Glijden op een "sjiével".
III-3-2
|
19236 |
van katoen geven |
hellen:
helle (Q193p Gronsveld)
|
alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33221 |
van uitlopers ontdoen |
(scheuten) afdoen:
ǭfdūn (Q193p Gronsveld)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳzǝlǝ (Q193p Gronsveld)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
31872 |
vandiktebank |
vandiktebank:
vandektǝbāŋk (Q193p Gronsveld),
verdiktebank:
vǝrdektǝbāŋk (Q193p Gronsveld)
|
Schaafmachine waarmee hout aan twee kanten tegelijk van dikte geschaafd kan worden. Zie ook het volgende lemma en afb. 54. [N 53, 85c; monogr.]
II-12
|
26250 |
vang |
praam:
prām (Q193p Gronsveld),
vang:
vaŋ (Q193p Gronsveld)
|
Algemene benaming voor de gehele reminrichting aan het aswiel van windmolens. De vang bestaat uit een houten of stalen ring, al dan niet uit één stuk, die onder invloed van een zwaar gewicht, de vangbalk , om een houten wiel wordt geklemd. Het afremmen van de as met het gevlucht gebeurt aan de voet van de molen of op de zwichtstelling met behulp van het vangtouw. Zie ook afb. 51. Men onderscheidt twee typen vanginrichtingen, namelijk de blokvang en de hoepelvang. Tot de blokvang behoren de Vlaamse vang en de Hollandse vang of stutvang. De hoepelvang kan worden onderverdeeld in de houten- en stalen hoepelvang. Zie voor de benamingen van de diverse typen van vanginrichtingen de lemmata ɛhoepelvangɛ, ɛblokvangɛ, enz.' [N O, 12a; A 42A, 79; Sche 57; monogr.; N D, 33 add.]
II-3
|