21906 |
wedstrijdduif |
reisduif:
rejsdoûf (Q193p Gronsveld)
|
1. Postduif.
III-3-2
|
22297 |
wedstrijdduif add. |
schilfer:
2. Huidschilfer; 3. Dun, afgebroken of loshangend blaadje.
sjuelver (Q193p Gronsveld),
tikje:
tikske (Q193p Gronsveld)
|
1. Postduif met tekening op de vleugels in de vorm van schubben. || 2. Postduif met twee witte strepen aan de ogen.
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
widdevrouw:
widdevrouw (Q193p Gronsveld),
widdevroûw (Q193p Gronsveld)
|
weduwe [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
widdeman:
widdemaan (Q193p Gronsveld),
cf. WNT s.v. "weduwman"weduwe-, wede-, weed-, wid-, widde-, wed-, weddeman
widdeman (Q193p Gronsveld)
|
weduwnaar [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25579 |
weegtoestel |
balans:
balāns (Q193p Gronsveld),
waagschaal:
wǭxšǭl (Q193p Gronsveld)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
33821 |
week in de muil |
lijs in de muil:
lijs in de muil (Q193p Gronsveld)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|
24896 |
weer naar het jaargetijde |
kwakkelwinter:
ene kwakkelweènter (Q193p Gronsveld),
najaarsweer:
herfsweer
najaorswèer (Q193p Gronsveld),
vroegjaar weer:
voorjaarsweer
vreugjaor wèer (Q193p Gronsveld),
winterweer:
winterweer
weenterwèer (Q193p Gronsveld),
zomerweer:
zomerweer
zoemerwèer (Q193p Gronsveld)
|
weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19346 |
weerbarstig |
contraire (fr.):
kontrèr (Q193p Gronsveld),
dwars:
dwës (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
obstinaat:
opstenaot (Q193p Gronsveld),
verkeerd:
verkierd (Q193p Gronsveld)
|
weerspannig || zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17575 |
weerborstel |
weerborstel:
wèèrbuustel (Q193p Gronsveld)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25112 |
weerlichten |
weerlichten:
wèrleechte (Q193p Gronsveld),
wèèrleechte (Q193p Gronsveld),
⁄t wéérleech (Q193p Gronsveld)
|
bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || bliksemen, weerlichten
III-4-4
|