18155 |
ziekenhuis |
hospitaal:
hospetaol (Q193p Gronsveld),
ziekenhuis:
(ziékenhoés) (Q193p Gronsveld)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
zien:
zîîn (Q193p Gronsveld)
|
zien [RND]
III-1-1
|
17644 |
zijde |
zij:
pijn ien de zij (Q193p Gronsveld),
zij (Q193p Gronsveld)
|
zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20937 |
zijde spek |
vierdel:
viedel (Q193p Gronsveld)
|
spek (rug- en buikspek)
III-2-3
|
18680 |
zijden omslagdoek |
zijden plag:
zije plak (Q193p Gronsveld)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34580 |
zijladder |
ledders:
lø̜dǝrǝ (Q193p Gronsveld)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
32947 |
zijladders van de oude kar |
ledders:
lø̜dǝrǝ (Q193p Gronsveld)
|
De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a]
I-3
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snoeven:
sjnouve (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
snuitsen:
sjnôtse (Q193p Gronsveld)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)] || snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
19221 |
zijn woede luchten |
uitkuren:
oétkure (Q193p Gronsveld)
|
zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18360 |
zijspleet in de overrok |
schreurslok:
Vero. [Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]
sjruursloëk (Q193p Gronsveld)
|
zijspleet in vrouwenrok
III-1-3
|