19167 |
deugniet |
batraaf:
batteraof (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
brak:
brak (Q193p Gronsveld),
crapule (fr.):
krabbieja (Q193p Gronsveld),
deugeniet:
dëugeneet (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
duivelskind:
duvelskeend (Q193p Gronsveld),
duivelsmoeder:
duvelsmoor (Q193p Gronsveld),
ondeugd:
oondëug (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
rabbi:
rabbie (Q193p Gronsveld),
rekel:
rèkel (Q193p Gronsveld),
remmel:
remmel (Q193p Gronsveld),
salamander:
sallemander (Q193p Gronsveld),
schind-aas:
sjênnaos (Q193p Gronsveld),
schooierd:
sjôjjert (Q193p Gronsveld),
verratseling:
verratseling (Q193p Gronsveld),
verrekkeling:
verrêkeling (Q193p Gronsveld),
vlegel:
vlëgel (Q193p Gronsveld)
|
deugniet || een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)] || een ondeugende jongen die allerlei streken uithaalt [pagadder, horzak, luifer] [N 85 (1981)] || ondeugd (kind)
III-1-4
|
19684 |
deur |
deur:
dø̄r (Q193p Gronsveld)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
30346 |
deur-, vensterfits |
fits:
fetš (Q193p Gronsveld)
|
Soort scharnier waarmee een deur of raam draaibaar met het kozijn verbonden wordt. De fits wordt ingelaten in de stijl en in het kozijn en met houtschroeven of spijkers vastgezet. Volgens de invuller uit Q 193 bezat de 'fits' een uitneembare as. Zie ook afb. 63. [N 54, 86; monogr.]
II-9
|
19372 |
deurknop, deurklink |
klink:
kleenk (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
klink || Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30357 |
deurkruk, deurklink |
klink:
klēŋk (Q193p Gronsveld)
|
Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.]
II-9
|
33451 |
deurtje in een poortvleugel |
poortje:
pȳrtšǝ (Q193p Gronsveld)
|
Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d]
I-6
|
22378 |
diabolo |
diabolo:
diabolo (Q193p Gronsveld)
|
Het speelgoed, bestaande uit een dubbele blikken kegel die men al draaiende op een koordje in evenwicht houdt, in de hoogte werpt en weer opvangt met dit koord of elkaar toewerpt en weer op een koordje opvangt [diabolo, diavolo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
ǭn dǝ šīt (Q193p Gronsveld),
afgang:
aofgaank (Q193p Gronsveld),
dunne, de -:
dönne (Q193p Gronsveld),
gauwe, de -:
gawwe (Q193p Gronsveld),
gezwinde, de -:
gezjwenne (Q193p Gronsveld),
schijt:
sjiét (Q193p Gronsveld)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)]
I-11, III-1-2
|
19807 |
dienblad |
schenkblad:
sjeenkbläod (Q193p Gronsveld),
šēŋk˂blōͅt (Q193p Gronsveld)
|
dienblad [DC 27 (1955)]
III-2-1
|
32690 |
diep |
diep:
dēp (Q193p Gronsveld)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|