| 33854 |
achteruittrappen |
houwen:
hǫu̯ǝ (Q193p Gronsveld)
|
Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72]
I-9
|
| 34584 |
achterwand |
kopeind:
kǫp˱ɛnt (Q193p Gronsveld)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
| 30101 |
achterwerkers |
achterwerkers:
āxtǝrwęrǝkǝrs (Q193p Gronsveld)
|
Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.]
II-9
|
| 21613 |
achtste deel van een stuiver |
duit:
’n deùt (Q193p Gronsveld)
|
achtste deel van een stuiver, een ~ [een duit?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 17630 |
adamsappel |
bierknop:
beerknôp (Q193p Gronsveld)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 24438 |
adder |
adder:
Gronsveld Wb
adder (Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 17685 |
ademen |
asemen:
aoseme (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
ademen [N 10a (1961)]
III-1-1
|
| 17682 |
ader |
ader:
aor (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
ader [N 10a (1961)]
III-1-1
|
| 24464 |
admiraalsvlinder |
rode pepel:
roeje piepel (Q193p Gronsveld)
|
admiraal of atalantavlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
| 21448 |
afdingen |
afpingelen:
aofpingele (Q193p Gronsveld),
aofpèngele (Q193p Gronsveld)
|
beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] || proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|