e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
treiteren greizen: graze (Grubbenvorst), martelen: maartele (Grubbenvorst), treiteren: trêtere (Grubbenvorst), vregelen: cf. WNT s,v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen"4. (Onz. en wederk.) Alleen in Limb."Moeilijkheden maken, plagend elkaar dwarsbomen, redetwisten....  vrijele (Grubbenvorst) kwellen [SGV (1914)] || sarren [SGV (1914)] III-1-4
trekharmonica monica: monika (Grubbenvorst, ... ), trekbuidel: [Oorspr. invoer: ha^ekbuul]  trê}kbuul (Grubbenvorst) harmonica [SGV (1914)] || Hoe noemt men in uw dialect de trekharmonica of accordeon? Het gaat om de meest gebruikte benaming, niet om grappige namen. [DC 52 (1977)] III-3-2
trekken trekken: trèkke (Grubbenvorst) trekken [SGV (1914)] III-1-2
treuzelen treuzelen: treuzele (Grubbenvorst) treuzelen [SGV (1914)] III-1-4
troebel, vuil (water) gemoerd: (water)  gemeurd (Grubbenvorst) troebel [SGV (1914)] III-4-4
troef troef: trōēf (Grubbenvorst) troef [SGV (1914)] III-3-2
troep troep: trŭŭp (Grubbenvorst) troepen (mv.) [SGV (1914)] III-3-1
troeven (mv.) troeven (mv.): trōēve (Grubbenvorst) troeven (mv.) [SGV (1914)] III-3-2
trommeltje trommetje: trömkə (Grubbenvorst) trommeltje [RND] III-3-2
troosten; troost troosten: truëste (Grubbenvorst) troosten [SGV (1914)] III-1-4