25200 |
vriezenx |
vriezen:
het vriest ; het vr¨¨st het vroor ; het vroor
vreeze (L249p Grubbenvorst)
|
vriezen [SGV (1914)]
III-4-4
|
20276 |
vroedvrouw |
vroedvrouw:
de laatste jaren ook: -
vroedvrouw (L249p Grubbenvorst),
wijsvrouw:
wieəsvrouw (L249p Grubbenvorst),
#NAME?
wieəsvrouw (L249p Grubbenvorst)
|
hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23276 |
vroegmis |
eerste mis:
də iərstə nis (L249p Grubbenvorst)
|
vroegmis [RND]
III-3-3
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
vrou (L249p Grubbenvorst),
vroͅuw (L249p Grubbenvorst),
wèts te wên die vrouw waas? (L249p Grubbenvorst)
|
vrouw [RND], [RND] || wie [weet je, ~ die vrouw was?] [SGV (1914)]
III-3-1
|
22856 |
vrouw in het kaartspel |
vrouw:
vrouw (L249p Grubbenvorst),
wijf:
wief (L249p Grubbenvorst)
|
En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - III. Vrouw. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
20155 |
vrouw, vrouwspersoon |
mens:
mins (L249p Grubbenvorst)
|
vrouw; (bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
melkschaap:
mēlkǝsxǭp (L249p Grubbenvorst),
ou:
ou̯ (L249p Grubbenvorst),
schaap:
sxǭp (L249p Grubbenvorst)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zoog:
zōx (L249p Grubbenvorst)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
21920 |
vrouwelijke duif |
wijfje:
wiefke (L249p Grubbenvorst)
|
Wijfjesduif. [SGV (1914)]
III-3-2
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hęn (L249p Grubbenvorst)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|