e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vriezenx vriezen: het vriest ; het vr¨¨st het vroor ; het vroor  vreeze (Grubbenvorst) vriezen [SGV (1914)] III-4-4
vroedvrouw vroedvrouw: de laatste jaren ook: -  vroedvrouw (Grubbenvorst), wijsvrouw: wieəsvrouw (Grubbenvorst), #NAME?  wieəsvrouw (Grubbenvorst) hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)] III-2-2
vroegmis eerste mis: də iərstə nis (Grubbenvorst) vroegmis [RND] III-3-3
vrouw vrouw: vrou (Grubbenvorst), vroͅuw (Grubbenvorst), wèts te wên die vrouw waas? (Grubbenvorst) vrouw [RND], [RND] || wie [weet je, ~ die vrouw was?] [SGV (1914)] III-3-1
vrouw in het kaartspel vrouw: vrouw (Grubbenvorst), wijf: wief (Grubbenvorst) En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - III. Vrouw. [DC 52 (1977)] III-3-2
vrouw, vrouwspersoon mens: mins (Grubbenvorst) vrouw; (bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote?) [DC 05 (1937)] III-2-2
vrouwelijk schaap in het algemeen melkschaap: mēlkǝsxǭp (Grubbenvorst), ou: ou̯ (Grubbenvorst), schaap: sxǭp (Grubbenvorst) De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12
vrouwelijk varken zoog: zōx (Grubbenvorst) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke duif wijfje: wiefke (Grubbenvorst) Wijfjesduif. [SGV (1914)] III-3-2
vrouwelijke kip hen: hęn (Grubbenvorst) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12