e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
last, moeilijkheid miserie: waat ein mezèrie toch z ook mert en leid  mezérie (Gruitrode) ongemak, moeilijkheid III-1-4
laster laster: ook materiaal znd 30, 01  laster (Gruitrode) laster [ZND 01 (1922)] III-1-4
lasteren rijten: Eme(s) er ferm duurri-jte  ri-jte (Gruitrode) van iemand kwaadspreken III-1-4
lastig (werken) lastig: det is zuu lestiges eine naakse in zi-jn maal pisse  lestig (Gruitrode), ook materiaal znd 30, 02  lestig (Gruitrode), moeilijk: det waas èè mooilik vroagstèk, mân  mooilik (Gruitrode) lastig [ZND 01 (1922)] || moeilijk III-1-4
lastig kind nest: Vervèlend nöst deste bös  nöst (Gruitrode) lastig wezen III-1-4
laten laten: laoten (Gruitrode), loaten (Gruitrode) laten [ZND 08 (1925)], [ZND 46 (1946)] III-1-2
laten uitvliegen add. uitvliegen: Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  uitvliegen (Gruitrode) Hoe zegt men: de duiven eens laten uitvliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
laurier lauwelier: Uis mo diêj wat lauweleer(blajer) inne sop  lauweleer (Gruitrode) laurier III-2-3
laurierboompje lauwelier: lauweleer (Gruitrode) laurier III-2-1
lauw lauw: lauw water (Gruitrode) Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4