34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
tiesetje, tiesetje:
tisǝkǝ, tisǝkǝ (L366p Gruitrode)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
rōpən (L366p Gruitrode)
|
roepen [ZND m]
III-3-1
|
19976 |
roepnaam van de hond |
zoek:
sòk (L366p Gruitrode)
|
lokroep ve hond
III-2-1
|
20819 |
roeren |
roeren:
reére (L366p Gruitrode)
|
In de soep roeren. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
20610 |
roerom |
boekweitse koek:
de boekweitkoek is gebruikelijk
bóggese kook (L366p Gruitrode)
|
roerom; Hoe noemt U: Een gerecht dat bestaat uit meel, gekookt in water of melk, met stroop en vet opgediend (treot, potstroe, ruierom, potjebuul) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19606 |
roerzeef |
passe-vite:
pasviet (L366p Gruitrode),
pazviet (L366p Gruitrode)
|
een roerzeef of een doordrukzeef (met schroef) in de keuken || pureestamper of knijper
III-2-1
|
25088 |
roest |
roest:
ròs (L366p Gruitrode)
|
roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19441 |
roestplek |
ijzermaal:
i-jzermoal (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode),
iezermaal (L366p Gruitrode),
roestplek:
ròstplek (L366p Gruitrode)
|
ijzermaal || roestplek [ZND 36 (1941)] || Roestplek in het linnen (spot, spit, tikkel, maal, plek, smet) [N 79 (1979)] || roestvlek in bijvoorbeeld linnengoed
III-2-1
|
19410 |
roet |
roet:
root (L366p Gruitrode),
rōt (L366p Gruitrode)
|
Het rookzwart dat onder een ketel vastzit (zoet, zwart, roet, kroos) [N 79 (1979)] || rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
19865 |
roet2 |
roet:
Hèè waas zuu zwart es root
root (L366p Gruitrode)
|
roet
III-2-1
|