e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schelden, schimpen schampen: sjampe (Gruitrode), schelden: Samenst. sjelmechtig, sjelmeri-j  sjelle (Gruitrode), sjamfoeteren: fr. Jean foutre  sjamfoetere (Gruitrode) opspelen, uitschelden || schelden, uitschieten in || schimpen III-1-4
schelm schelm: Det hauw mich dèè sjelm fi-jn gelapt  sjelm (Gruitrode) slimme guit III-1-4
schemering, valavond het vallen van de avond: het valle van den oavent (Gruitrode) Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] III-4-4
schenkel bout: buit (Gruitrode), hees: hīəs (Gruitrode), schenk: sjéjnk (Gruitrode), schonkenheesje: sjònkehiêske (Gruitrode) schenkel [Goossens 1b (1960)] || schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)] || schenkelhieltje van de ham III-2-3
schenkkan karaf: Tafelfles voor water, wijn, likeur  kraf (Gruitrode) karaf III-2-1
schepel, maat van 100 liter vat: (bijv. 60 liter bier).  vaat (Gruitrode) inhoudsmaat: vat; een vochtmaat van ongeveer 1 hl. III-4-4
scherp zetten scherpmaken: šɛ.rǝp mā.kǝ (Gruitrode) Een paard van winterbeslag voorzien. Onder het hoefijzer worden dan al dan niet verwisselbare kalkoenen aangebracht en onder de voorzijde wordt een metalen plaatje bevestigd, de stoot. Zie ook de lemmata ɛijsnagelsɛ, ɛstootɛ enɛkalkoenen, krammenɛ.' [JG 1a; JG 1b; N 100, 17, add.; monogr.] II-11
scherp, snede het scherp: ⁄t sjèrp (Gruitrode), snede: snééj (Gruitrode), waad: wáád (Gruitrode) De snijkant van een mes (snee, scherp, waad) [N 79 (1979)] III-2-1
scheukpaal schuurpaal: šorpǫl (Gruitrode) Een paal in de weide waaraan het vee zich kan schuren. [N 14, 69; S 31; monogr.] I-11
scheut scheut: šēǝt (Gruitrode), šīǝ.t (Gruitrode) Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22] I-5