18951 |
schurk, smeerlap |
lorejas:
Ki-k ût möt dèè lorejas, want iêrste het wöts, hèèt ¯r dich al in deekskes gedoan
lorejas (L366p Gruitrode)
|
leegloper, deugniet, schelm
III-1-4
|
19935 |
schuur |
graanschuur:
grǭnšēr (L366p Gruitrode),
schuur:
šēr (L366p Gruitrode)
|
Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c]
I-6
|
33432 |
schuurkelder, aardappelkelder |
aardappelenkelder:
ē.rpǝrkalǝr (L366p Gruitrode),
aardappelkelder:
ē̜ ̞.rpǝrkalǝr (L366p Gruitrode
[(vroeger gewoonlijk onder de oven)]
)
|
Onder de verhoogde tasruimte naast de dorsvloer kan zich een kelder bevinden die ten dele uitgegraven, ten dele hoger dan de begane grond gelegen is. De kelder wordt gebruikt als bewaarplaats voor aardappelen, bieten en soms granen. Opgenomen zijn ook benamingen voor een kelder elders in de schuur of net buiten de schuur, die toegankelijk is vanuit de schuur. Omdat de aardappelkelder, die vroeger veelal onder de oven was (vergelijk het lemma "ovenkelder", (3.1.7), tegenwoordig ook vaak in de schuur te vinden is (waarbij de benaming niet veranderde), zijn de benamingen voor de aardappelkelder hier ook opgenomen, vooral omdat ze overeenstemmen met die voor de kelder onder de tasruimte. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schuur) het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 70c en 71d; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 25c; N 5, 136]
I-6
|
30685 |
schuurpapier |
schuurpapier:
šōrpǝpēr (L366p Gruitrode)
|
Stevig papier waarop korrels schurend materiaal, bijvoorbeeld gemalen glas, zand, amaril of carborundum zijn aangebracht. Zie ook het lemma ɛschuurpapierɛ in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in WLD ii.9, pag. 205.' [N 53, 148a; monogr.]
II-12
|
33416 |
schuurpoort |
schuurdeur:
šērdīǝ.r (L366p Gruitrode)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
19369 |
schuurtje |
bakhuis:
met den, hout
bakkis (L366p Gruitrode),
barak:
algemeen
bràk (L366p Gruitrode),
den:
om te dorsen
din (L366p Gruitrode),
goed:
aan huis vastgebouwd
gōēt (L366p Gruitrode),
overden:
īēverdin (L366p Gruitrode),
schop:
open, soms 1 voor hooi en 1 voor gereedschap
sjòp (L366p Gruitrode),
schuur:
algemeen
sjēēr (L366p Gruitrode),
stal:
meestal met (klein)vee
stal (L366p Gruitrode),
uilicht:
met hooi e.d.
ŭŭlicht (L366p Gruitrode)
|
Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
34117 |
scrotum |
beugel:
bī.gǝl (L366p Gruitrode)
|
Teelzak van de stier. [JG 1a, 1b]
I-11
|
34522 |
seksen |
seksen:
sɛksǝ (L366p Gruitrode)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
sellerie:
seͅlərii̯ (L366p Gruitrode)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19778 |
sering |
pinksterbloem:
-
pinksterbloem (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode),
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
pinksterbloom (L366p Gruitrode)
|
sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)]
I-7, III-4-3
|